
Jurisprudentie
BG6289
Datum uitspraak2008-11-28
Datum gepubliceerd2008-12-09
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 08/425
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-09
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 08/425
Statusgepubliceerd
Indicatie
Wob. Onderliggende stukken ambtsbericht. De weigering de stukken onder het individueel ambtsbericht openbaar te maken is onvoldoende gemotiveerd, mede gelet op de door verweerder wel openbaar gemaakte passages en gelet op het vermelde in het individuele ambtsbericht. Beroep gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 08/425
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2008
inzake
[eiser],
te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. M.J.C. van den Hoff,
tegen
De Minister van Buitenlandse Zaken,
te 's-Gravenhage,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2007 heeft verweerder het verzoek van de gemachtigde van eiser van 12 oktober 2007 om, met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), toezending van de gegevens, welke aan een individueel ambtsbericht van 18 februari 2005 ten grondslag hebben gelegen, ingewilligd en aan de gemachtigde van eiser toegezonden.
Daarbij heeft verweerder aangegeven dat vertrouwelijke passages zijn weggelaten.
Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 19 december 2007 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen laatstgenoemd besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 8 mei 2008, verzonden 9 mei 2008, het verzoek van verweerder tot beperking van kennisneming ingewilligd.
Op 27 augustus 2008 heeft eiser de rechtbank toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verleend om mede op grond van de niet geopenbaarde informatie uitspraak op het ingestelde beroep te doen.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 november 2008, waar eiser is verschenen bij gemachtigde. Verweerder heeft zich niet doen vertegenwoordigen.
Overwegingen
1. Aan de orde is de vraag of verweerder bij besluit van 19 december 2007 terecht heeft geweigerd de weggelaten vertrouwelijke passages in door eiser gevraagde en door verweerder bij besluit van 9 november 2007 verstrekte gegevens, openbaar te maken.
2. Bij de beantwoording van deze vraag gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
3. Van de zijde van verweerder is op verzoek van de staatssecretaris van Justitie in het kader van eisers asielaanvraag een onderzoek verricht. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het individuele ambtsbericht van 18 februari 2005.
In dit ambtsbericht wordt, voor zover hier van belang, aangegeven dat onderzoek heeft uitgewezen dat eiser niet heeft gewoond op het door hem aangegeven adres [adres] in de wijk [wijk] in Bujumbura, dat eiser er niet werd herkend aan de hand van de foto en dat het door eiser overgelegde identiteitsbewijs vervalst is bevonden.
4. Verweerder heeft afschriften verstrekt van onder meer een memorandum van 1 december 2004 en van een memorandum van 1 februari 2005 met het onderzoeksverslag van de vertrouwenspersoon van 28 december 2004, welke aan het individuele ambtsbericht van 18 februari 2005 ten grondslag hebben gelegen. Daarbij heeft verweerder aangegeven zich niet gehouden te achten stukken met informatie over de identiteit van de personen (vertrouwenspersonen en informanten) die aan het onderzoek hebben meegewerkt, dan wel gegevens met betrekking tot de functie en werkomgeving van deze personen en geraadpleegde bronnen, aan eiser te verstrekken.
5. Eiser heeft aangevoerd dat het bestreden besluit niet is voorzien van een draagkrachtige motivering, nu op geen enkele wijze wordt aangegeven dat een beroep op bronbescherming in dit geval gerechtvaardigd is en niet wordt aangegeven waarom vertrouwenspersonen in dit geval ernstig gevaar lopen. Nu verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt welke belangen verweerder in deze te beschermen heeft valt niet na te gaan of deze belangen zwaarder wegen dan het belang van eiser om te kunnen controleren of de informatie in het individuele ambtsbericht juist is en of dit ambtsbericht tot stand is gekomen na degelijk, zorgvuldig en objectief onderzoek. Eiser kan nu geen inhoudelijk verweer tegen het ambtsbericht voeren, terwijl aan de inhoud van dit ambtsbericht door de Rechtbank in de asielprocedure grote betekenis wordt toegekend.
Eiser beroept zich op een rapport van de Nationale Ombudsman, waarin de Ministers van Justitie en van Buitenlandse zaken wordt aanbevolen om –kort samengevat- meer openheid te geven over het uitgevoerde onderzoek, zodanige maatregelen te treffen dat het lakken in onderliggende stukken tot een minimum wordt beperkt alsmede dat de onderdelen van het ambtsbericht die zijn afgekeurd in de REK-check nooit worden betrokken in de beslissing op een asielaanvraag.
Eiser voert tenslotte aan dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten hem te horen nu niet reeds aanstonds uit het bezwaarschrift zelf blijkt dat de bezwaren ongegrond zijn en er evenmin geen sprake van is dat er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over de conclusie.
6. Het wettelijk kader luidt als volgt.
7. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Het vijfde artikellid, voor zover van belang, bepaalt dat een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11 van de Wob.
8. Ingevolge artikel 10, tweede lid, en aanhef, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet (…) achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(…);
d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
(…);
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
9. De rechtbank overweegt als volgt.
10. Verweerder heeft de verdere openbaarmaking van de door eiser gevraagde gegevens afgewezen op grond van het bepaalde in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, e en g van de Wob. Verweerder heeft zich daarbij beroepen op het belang van de bescherming van bronnen, het belang van bescherming van methoden en technieken van onderzoek en het kennisniveau en op het belang op het voorkomen van onevenredig nadeel van bij de aangelegenheid betrokken derden (derdenbescherming).
Verweerder heeft de passages niet openbaar gemaakt die aangegeven zijn met code 1, omdat deze informatie bevatten met betrekking tot personen die betrokken zijn geweest bij het onderzoek, alsmede met code 2 omdat deze informatie bevatten over gebruikte methoden en technieken en het kennisniveau waarvan bij het onderzoek is uitgegaan.
11. Ten aanzien van de bronbescherming heeft verweerder aangegeven dat deze zich naast de vertrouwenspersoon en andere geraadpleegde bronnen tevens uitstrekt over de functies en werkomgeving van deze personen of instanties. Bekendmaking van een geraadpleegde bron van informatie, aldus verweerder, kan leiden tot het bekend worden van de identiteit van de onderzoeker(s), waardoor zij direct gevaar lopen bij het bekend worden van medewerking of inschakeling. Voorts wordt daardoor toekomstig vergelijkbaar onderzoek bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt. Ten aanzien van de bescherming van methoden en technieken van onderzoek en het kennisniveau en ten aanzien van de derdenbescherming heeft verweerder aangegeven dat de geweigerde stukken informatie bevatten waaruit inzicht kan worden verkregen in de mate waarin informatie aanwezig is en op welke wijze onderzoek is gedaan. Daarbij heeft verweerder nog gesteld dat de in dit geval spelende gevallen van bronbescherming en/of bescherming van methoden of technieken en/of het voorkomen van onevenredig nadeel zwaarder wegen dan het belang van openbaarmaking.
12. Met betrekking tot de wijze van toetsing overweegt de rechtbank dat het specifieke belang van eiser bij verstrekking van de verzochte informatie geen belang is dat mag worden betrokken bij de in het kader van de Wob te maken belangenafweging. De Wob veronderstelt het publieke belang van overheidsinformatie, welk belang dient te worden afgewogen tegen de door de relatieve uitzonderingsgronden van de Wob beschermde belangen. De vraag of een ander belang dan het belang van openbaarheid zich hierbij voordoet, dient integraal te worden getoetst. De rechterlijke toetsing van het bestuurlijk oordeel over de vraag welke belang het zwaarst weegt, wijkt evenwel niet af van de redelijkheidstoetsing aan de hand van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht Awb. Bij die toetsing dient het uitgangspunt van de Wob dat openbaarheid regel is zwaar te wegen.
13. Blijkens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient bij de openbaarmaking van de stukken die aan een ambtsbericht als hier aan de orde zijnd ten grondslag hebben gelegen, in het algemeen het belang van de bronbescherming te prevaleren boven het belang van openbaarheid. Echter in elk individueel geval dient te worden beoordeeld of dit belang - van bronbescherming, van bescherming van methoden en technieken van onderzoek en derdenbescherming - zich voordoet en moet, indien dit het geval is, de (uit de wet voortvloeiende) belangenafweging door verweerder worden gemotiveerd.
14. Nu eiser geen toegang heeft tot de betrokken passages zal de rechtbank beoordelen of de belangen waarop verweerder zich beroept zich voordoen en of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen dat die belangen zwaarder wegen dan het openbaarheidsbelang.
15. De rechtbank overweegt dat in alle in het memorandum van 1 februari 2005 en van 28 december 2004 met code 1 weggelakte gegevens specifieke, tot personen herleidbare informatie is vervat. In de met code 2 weggelakte gegevens bij punt 2 in het memorandum van 1 februari 2005 is informatie vervat over gebruikte methoden en technieken en het kennisniveau waarvan bij het onderzoek is uitgegaan. In de met code 2 weggelakte gegevens in het memorandum van 28 december 2004 is eveneens informatie vervat over gebruikte methoden en technieken en het kennisniveau waarvan bij het onderzoek is uitgegaan.
Verweerder heeft – behoudens het hierna onder rechtsoverweging 17 weergegeven voorbehoud – onder verwijzing naar de uitzonderingsgronden van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d,e en g van de Wob, openbaarmaking van deze gegevens op goede gronden kunnen weigeren.
16. In het memorandum van 1 februari 2005 is bij punt 1 met code 2 een tweetal passages weggelakt. De rechtbank overweegt dat zonder nadere motivering niet valt in te zien waarom openbaarmaking van de passage na “Indien hij” niet mogelijk is, mede gelet op de door verweerder wel openbaar gemaakte passages in het Franstalige memorandum van 28 december 2004.
17. Voorts valt, gelet op de passage in het individuele ambtsbericht van verweerder van 18 februari 2005 aan de IND: “Betrokkene werd er niet herkend aan de hand van de foto”, zonder nadere motivering niet in te zien waarom de betreffende passage (geheel) is weggelakt in het Franstalige memorandum van 28 december 2004.
18. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de weigering stukken openbaar te maken voor wat betreft punt 1, code 2, tweede passage, van het memorandum van 1 februari 2005 onvoldoende is gemotiveerd. Evenzo is onvoldoende gemotiveerd waarom de passage over de photo in het memorandum van 28 december 2004 (geheel) is weggelakt. Het beroep is mitsdien gegrond omdat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
19. Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd geen bespreking meer.
20. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322,00
• wegingsfactor 1.
21. Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
22. Tevens zal de rechtbank bepalen dat het Ministerie van Justitie aan eiser het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van € 143,00 dient te vergoeden.
23. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00;
- wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden;
- bepaalt dat het bedrag van de proceskosten moet worden voldaan aan de griffier;
- bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan eiser het door hem gestorte griffierecht dient te vergoeden ten bedrage van € 143,00.
Aldus gedaan door mr. M.T. van Vliet, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A. van Wendel de Joode, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2008.